Naar hoofdinhoud Naar footer

Opdrachten - Wat betekent zelfmanagement?

De zeven opdrachten bij hoofdstuk 1 helpen (aankomende) zorgverleners om de begrippen rond zelfmanagement beter te begrijpen en toe te passen.

  • Twee opdrachten (1 en 2) gaan over chronische aandoeningen: wat deze betekenen voor de cliënt en voor de samenleving.
  • Opdracht 3 hierin maak je kennis met de ZelfredzaamheidsRadar.
  • Opdracht 4 hierbij ga je op zoek naar overbodige zorghandelingen in de praktijk.
  • Opdracht 5 gaat over reflectie over je zelfregie.
  • Opdracht 6 betreft een toepassing van het pilotenmodel.
  • Opdracht 7 gaat over bedenkingen bij zelfmanagement in de praktijk.

Benader iemand met een chronische aandoening uit je naaste omgeving met de vraag of je hem/haar mag interviewen. Probeer door goed te luisteren de betekenis van de ziekte of beperking voor het leven van deze persoon te achterhalen. Stel van tevoren een aantal open vragen op, bijvoorbeeld:

  • Hoe ziet uw leven er momenteel uit?
  • Hoe beïnvloedt de ziekte uw dagelijks leven?
  • Op welke terreinen van uw leven heeft u door de ziekte verlies geleden? (bespreek verschillende terreinen bijvoorbeeld zelfstandig wonen, zelfzorg, uitgaan, werk of dagbesteding, intimiteit en seksualiteit)
  • Op welke terreinen heeft de ziekte u wellicht ook iets positiefs gebracht?
  • Welke uitdagingen heeft u in het omgaan met zorgverleners?
  • Welke steun ervaart u van zorgverleners, familie en naasten of van lotgenoten (andere mensen die ook chronisch ziek zijn)?

Schrijf een verhaal over de betekenis van de aandoening voor de geïnterviewde van maximaal 2 A4. Maak bij je uitwerking gebruik van het plaatje over de zeven aanpassingstaken. Deze vind je onder Downloads.

Maak in de klas een lijst van chronische aandoeningen die jullie kennen.
Bespreek dan de volgende vragen met elkaar:

  • Welke aandoeningen of ziektes komen veel voor en welke zijn zeldzaam?
  • Welke aandoeningen komen ook bij kinderen of jongere mensen voor?
  • Welke aandoeningen zijn progressief (worden steeds erger) en welke niet?
  • Welke aandoeningen tasten vooral het lichamelijke functioneren aan en welke ook of vooral het geestelijk (psychisch) functioneren?
  • Welke gevolgen hebben deze aandoeningen voor het dagelijks functioneren? Welke overeenkomsten en verschillen zijn er?
  • Welke gevolgen hebben deze aandoeningen voor activiteiten en sociale participatie? Kijk hiervoor naar het ICF-model. Deze vind je onder Downloads.
  • Hoe komt het volgens jullie dat steeds meer mensen chronische gezondheidsproblemen krijgen?
  • Waarom hebben vrouwen meer chronische aandoeningen dan mannen?

Een hulpinstrument om de zelfredzaamheid van een cliënt in kaart te brengen is de ZelfredzaamheidsRadar. Na het invullen bespreek je samen hoe je de zelfredzaamheid kunt verbeteren, met en zonder hulpmiddelen en technologie. Daarvoor is ook een app beschikbaar.

De ZelfredzaamheidsRadar bestaat uit 15 domeinen, zoals continentie, aankleden, mobiliteit, leervermogen etc. Je loopt de domeinen met de cliënt na en laat de cliënt voor elk domein een cijfer (1 t/m 5) geven. Als de cliënt laag scoort, ga je zoeken naar verbeteringen. Voor elk van de 15 domeinen zijn namelijk hulpmiddelen, vormen van technologie of slimme handigheidjes beschikbaar. Denk bijvoorbeeld aan een wandelstok die niet omvalt, een steunkousaantrekker of andere hulpmiddelen.

  1. Bekijk de video over de ZelfredzaamheidsRadar. Video 1. ‘Zelfredzaamheidsradar’
  2. Zelf oefenen met de ZelfredzaamheidsRadar. Bekijk ter inspiratie Video 2 en 3.
    Vul de ZelfredzaamheidsRadar in naar aanleiding van een casus. Vergelijk jouw ingevulde Zelfredzaamheidradar met je klasgenoten/collega's. Waarin zitten de overeenkomsten en waarin zitten de verschillen?
  3. Maak de Free-Learningmodule over zelfredzaamheid. Deze kan je hier vinden. Aan het einde kun je een certificaat printen. Bewaar het certificaat in je portfolio.
  4. Volg de e-learning 'Serious soaps'. Na inloggen kun je bij de module zelfredzaamheid.

Video 1: De ZelfredzaamheidsRadar: invulinstructie
Bron: Locomotion en VKI, 2015
Start de video

Video 2: Samen met een cliënt invullen van de ZelfredzaamheidsRadar
Bron: Locomotion en VKI, 2015
Start de video

Video 3: ZelfredzaamheidsRadar: Een filmportret over wijkverpleegkundigen
Bron: Van Kleef Instituut
Start de video

Beter Laten

Bekijk de video

Zelfredzaamheid?!

Bekijk de video

Verpleegkundigen en verzorgenden willen graag zorgen, maar het overnemen van handelingen die de cliënt - eventueel na instructie - zelf kan doen is een onnodige handeling. Je kunt denken aan scheren, wassen, klaarzetten en geven van medicijnen. Deze overname stimuleert namelijk geen zelfzorg, leidt tot belasting van de zorgverlener, vertraagt herstel, en vermindert zelfredzaamheid en zelfmanagement. Onderzoekers hebben een lijst gemaakt van handelingen die zorgverleners beter kunnen laten. Dit zijn handelingen die niet helpen en in sommige gevallen de zorgvrager zelfs schade aan kunnen richten.

  1. Bekijk de Beter Laten/Beter Doen-lijst van de setting waarin je stage loopt of hebt gelopen. Vraag jezelf af of deze zorghandelingen nog veel voorkomen. Hoe komt dat, denk je? 
  2. Bekijk ook de video over zelfredzaamheid. Observeer tijdens je stage gedurende een aantal dagdelen of jij voorbeelden ziet van overbodige zorg: zorg waarbij dingen worden overgenomen door zorgverleners die cliënten zelf kunnen (zoals zelf iets beslissen, ADL-taken, enzovoort). Maak een lijst en bespreek deze met elkaar.
  3. Test je kennis over slim zorgen. Welke tips neem jij mee na het beantwoorden van de 10 vragen?

Eigen regie of zelfregie gaat over het heft in eigen hand nemen: leiding nemen over jezelf en de situatie. Zelf bepalen wat je wil en kan, en wat niet. Welke ondersteuning je daarbij wilt. Hoe je je keuze vormgeeft, met wie en in welk tempo. Dat gaat niet alleen over cliënten, maar ook over jou als (toekomstige) zorgverlener.
Neem daarom je eigen leerproces als student als voorbeeld. Denk bijvoorbeeld terug aan een lastige situatie die je hebt meegemaakt op school of tijdens je stage. Of aan je studie- of beroepskeuze.

Kijk dan naar het lijstje van de zes noodzakelijke vaardigheden voor de cliënt (zie onderwerp 4 'Het belang van eigen regie bij zelfmanagement) voor zelfmanagement.

  • Hoe goed lukt het jou om deze zes vaardigheden toe te passen tijdens je leerproces?
  • Wat vind je lastig? Wat gaat je juist goed af?
  • Wat heb je moeten leren met vallen en opstaan?
  • Wie helpen jou bij dit proces van zelfregie?

Het pilotenmodel is besproken bij onderwerp 3. Voor deze opdracht bestudeer je ook de uitgebreide toelichting op het pilotenmodel (Handleiding pilotenkaart). De opdracht bestaat uit twee delen:

1) Bekijk in de groep een videofragment van een situatie waarbij een cliënt en diabetesverpleegkundige met elkaar in gesprek zijn.

  • Welke rollen uit het pilotenmodel zie je terug bij de verpleegkundige en de cliënt? Motiveer jullie antwoord.
  • Hoe versterkt de verpleegkundige de eigen regie van de cliënt?
  • Wat zou zij nog meer kunnen doen? Laat je inspireren door het model 'Uitnodigen tot invloed'. Deze vind je onder Downloads.

2) Observeer tijdens je stage/in de praktijk een aantal uiteenlopende situaties waarin cliënten en zorgverleners met elkaar in gesprek zijn. Bijvoorbeeld een zorgvrager die veel of juist weinig zelfregie heeft.

  • Beschrijf kort de aanleiding van dit gesprek.
  • Bespreek dan welke rol de zorgverlener en welke de cliënt inneemt (aan de hand van het pilotenmodel).
  • Is het zichtbaar hoe de houding van de zorgverlener de rol van de cliënt beïnvloedt en omgekeerd?

Bekijk de 12 misverstanden over zelfmanagement. Voer een gesprek van minimaal een half uur met een collega in de praktijk. Vraag haar:

  • Welke ideeën zij heeft over het ondersteunen van zelfmanagement van cliënten in de praktijk?
  • Welke succeservaringen heeft zij hiermee opgedaan?
  • En welke minder goede ervaringen?
  • Welke belemmeringen noemt zij:
    • Bij cliënten en hun omgeving
    • Bij de collega-zorgverleners van het team
    • Bij de organisatie en uitvoering van de zorg?

Vergelijk haar antwoorden met wat is beschreven bij de misverstanden over zelfmanagement. Maak een kort reflectieverslag waarin je de genoemde belemmeringen en bezwaren kritisch bespreekt.

Alternatieve opdracht

Lees het artikel van Mutsaers en van der Horst (2016) in Medisch Contact waarin kritisch wordt geschreven over zelfmanagement. Schrijf een beschouwing over dit artikel waarin je de argumenten vergelijkt met de bedenkingen bij zelfmanagement die in deze Kennisbundel worden besproken.

Downloads