Naar hoofdinhoud Naar footer

Opdrachten - Communiceren over zelfmanagement

De vijf opdrachten bij hoofdstuk 3 helpen (aankomende) zorgverleners om zich bewust te worden van verschillende vormen en stijlen van communicatie en van de eigen houding en gespreksvaardigheden. Ze bieden concrete oefeningen in gespreksvoering en reflectie daarop, individueel en in groepsverband.

  • Opdracht 1 onderzoekt (voorwaarden voor) empathisch luisteren en open gespreksvoering
  • In opdracht 2 wordt gespreksvoering geoefend, eerst individueel, dan met een collega en dan in een praktijkopdracht
  • In opdracht 3 wordt geoefend met ‘niet invullen voor een ander’
  • Opdracht 4 gaat over het herkennen van interactiestijlen
  • In opdracht 5 wordt geoefend met vragen naar zelfregie in de praktijk

1. Bekijk de animatie over Empathie. En schrijf op: ‘Wat heb jij nodig om je te verplaatsen in de ander?’

2. Noem eens twee voorbeelden waarin jij goed aansloot bij een persoon, en twee voorbeelden waarop je dat niet deed of dat niet lukte. Welke factoren waren daarop in beide situaties van invloed?

3. “Wees onbevangen, wees nieuwsgierig, ga er niet vanuit dat je weet wat bedoeld wordt. Check of je boodschap overkomt en maak jezelf los van alle (culturele) voorkennis die je denkt te hebben” is een citaat van Kaveh Bouteh, trainer bij Pharos. Sta jij open voor een ander? Ga in gesprek met iemand van een andere culturele achtergrond dan jijzelf. Onderzoek en ervaar of het jou lukt een open gesprek te voeren. Schrijf op wat jij verstaat onder een ‘open gesprek’ en beschrijf de drie successen en drie valkuilen op die je in het gesprek tegenkwam.

  1. Lees in de brochure 'Goed in Gesprek' hoofdstuk 1 t/m 4.
    Ga daarna in gesprek met een cliënt over de vraag, het probleem of de wens die deze cliënt heeft; iets dat hij of zij wil bereiken of in de zorg wil veranderen. Maak een video-opname van het gesprek. Vraag vooraf toestemming aan de cliënt om het gesprek op te nemen. Vertel waarvoor je de opnamen gebruikt. Daarna verwijder je de opname.
    Lees nu hoofdstuk 6 ‘Stilstaan bij je werk: reflecteren’. Bekijk de video-opnamen samen met een collega/medestudent. Bespreek wat jij goed deed en wat eventueel beter kan op de punten:
    1) Contact maken
    2) Luisteren, samenvatten, doorvragen
    3) Regie hebben over het gesprek.
  2. Lees hoofdstuk 5 uit Goed in Gesprek. Vanuit een positieve benadering zijn mensen eerder geneigd te leren en zich te verbeteren en gedrag aan te passen. Mensen aanspreken op hun kwaliteiten versterk de samenwerking. Voer een gesprek met een cliënt die je wellicht wat ‘lastig vindt’ om mee om te gaan. Kies positieve woorden. Geef een compliment, kijk welke kwaliteiten de cliënt heeft en benoem deze in het gesprek. Wat gebeurt er?
  3. Doe de e-learning Goed in Gesprek. Aan het eind kun je een certificaat printen. Bewaar het certificaat in je portfolio.

'Niet invullen voor een ander' klinkt gemakkelijk, maar het is heel lastig om te luisteren naar de problemen van een ander zonder direct te vervallen in het vellen van een oordeel, het geven van je mening of van een (ongevraagd) advies.

In deze opdracht ga je ermee oefenen. Als voorbereiding denk je na over een situatie waar je in je leven mee geworsteld hebt, of over een beslissing die je moeilijk vond om te nemen. Het kan van alles zijn, bijvoorbeeld een situatie waarin je vrienden je aanmoedigden om iets te doen wat je niet wilde, of een situatie waarin je tegen de wens van je ouders in ging, of een besluit waarover je achteraf twijfelt of je wel het juiste hebt gedaan. Of misschien gaat het wel over een vriendschap/relatie die je wil verbreken, maar waar je de moed niet voor hebt; of over dat je iemand eens goed de waarheid zou willen zeggen terwijl je dat niet durft.

Ga nu in de klas een gesprek aan met een medestudent. Speel om beurten de rol van verteller en van luisteraar. Als verteller leg je de moeilijke situatie en je worsteling uit. Daarbij mag je de omstandigheden veranderen. De luisteraar mag alleen vragen stellen ter verduidelijking, maar mag geen oordeel of advies geven. De luisteraar mag wel ‘valideren’ (= bekrachtigen: bijvoorbeeld door te zeggen 'dat kan ik goed begrijpen').

De luisteraar vraagt na afloop aan de verteller of:

  • de verteller zich vrij voelde om haar verhaal te doen
  • de verteller zich gehoord voelde
  • het de luisteraar is gelukt om de problemen bij de verteller te laten en geen oordeel of advies te geven

Wissel dan van rol. Bespreek met elkaar waarom het zo moeilijk is om je te onthouden van een oordeel en te luisteren zonder advies te geven. Wat zie je als voordeel van niet invullen voor een ander of geen meningen en adviezen te geven? Wat helpt jou om minder te oordelen en meer te luisteren?

1. Lees de volgende dialoog tussen een diabetesverpleegkundige (V) en een cliënt met diabetes (P)

V: Wat denk je ervan om vanaf nu 3 keer per dag je suikerspiegel te bepalen?
P: Ja, ik zie dat wel zitten. Maar ik weet niet of dit mij zal lukken.
V: Wat zou je kunnen helpen?
P: Weet ik niet, jij bent tenslotte de verpleegkundige.
V: We gaan dit samen doorlopen. Ik leg je alles uit over de werking van het toestel en nadien kan jij dan zelf prikken. De eerste keren blijf ik er steeds bij. Lijkt dit een goed voorstel?
P: O, mezelf prikken.
V: Zo, hier heb je alvast een brochure. Lees die maar eens rustig. Morgen gaan we dan aan de slag.
P: Euh, oké, … morgen … mezelf prikken.
V: Hey, komt wel in orde (geeft zorgvrager een bemoedigend schouderklopje en verlaat de kamer). Tot morgen.

Beantwoord dan de volgende vragen:

  • Welke bouwstenen zoals weergegeven in de Tabel ‘Bouwstenen van een autonomie-ondersteunende versus controlerende interactiestijl’ en ‘Bouwstenen voor een structurerende versus chaotische interactiestijl’ herken je?
  • Wat valt je op?
  • Geef suggesties om de dialoog op een meer behoefte-ondersteunende manier te laten verlopen.

2. Bekijk de video ‘Consult Verpleegkundig Specialist Diabetes’ in de groep.   

  • Bespreek met elkaar welke interactiestijlen jullie herkennen in dit consult.
  • Geef twee voorbeelden van momenten waarin behoefte-ondersteunende communicatie zichtbaar is, en waarom.
  • Geef twee voorbeelden van situaties waar de behoefte-ondersteunende communicatie verbeterd zou kunnen worden. Geef een suggestie hoe dat kan.

QueZ (Questions Zelfregie) - vragen naar Zelfregie is een instrument (Movisie, 2013) dat zorgverleners helpt om in het gesprek met de cliënt consequent uit te gaan van de eigen regie. De vragen zijn gericht op a) gesprekken met zorgvragers; b) reflectie op casuïstiek of intervisie met collega zorgverleners.

  • Individuele voorbereiding: Lees eerst de brochure van QueZ.
  • Kies een cliënt die in zorg is bij jouw organisatie en bereid vragen voor op de gebieden van zelfregie (eigenaarschap, kracht, motivatie en contact). Ga in gesprek met een zorgvrager over zijn wensen en de zorg die hij krijgt. Vraag de zorgvrager om toestemming voor deze observatie. Vraag een collega of medestudent jou te observeren. Bespreek na: Hoe verliep het gesprek? Wat levert het gesprek op? Lukt het om de regie bij de cliënt te laten? Waardoor wel, waardoor niet? Wat helpt jou om dat wel te doen?
  • Lees op pagina 10 de reflectievragen voor professionals goed door. Kies een casus uit de zorgpraktijk, een man of vrouw die nu in zorg is. Ga in gesprek met de EVV’er van deze zorgvrager over de vier gebieden van eigen regie. Wat heb je ontdekt of geleerd?
  • Observeer een gesprek die een collega zorgverlener met een cliënt heeft. Het kan een intakegesprek zijn of een tussentijds evaluatiegesprek. Vraag hiervoor toestemming aan de zorgvrager en leg uit wat jij doet tijdens het gesprek (notities maken). Noteer de zinnen waarvan jij vindt: Deze zinnen bevorderen de eigen regie van de cliënt (zoals: "U heeft net aangegeven dat u het belangrijk vindt dat…."), en deze zinnen beperken de eigen regie van de zorgvrager ("We gaan vanmiddag even naar buiten").