In de Wet zorg en dwang die per 1 januari 2020 van kracht is, is een aantal dingen veranderd ten opzichte van de Wet Bopz. Bijvoorbeeld: als de cliënt (of zijn vertegenwoordiger) niet instemt met onvrijwillige zorg of zich verzet, moet de zorgaanbieder een stappenplan doorlopen. Hierbij wordt steeds naar vrijwillige alternatieven gezocht in een multidisciplinair team. Een tweede groot verschil met de Wet Bopz is dat de Wzd cliëntvolgend is. Dit betekent dat ook in de thuiszorg, kleinschalig wonen of dagbesteding de wet van kracht kan zijn.
Lees meer over de nieuwe werkwijze:
Wat moet de zorgorganisatie regelen?
Een eerste stap voor organisaties is het beschrijven van visie en beleid: wil een zorgaanbieder onvrijwillige zorg aanbieden? Zo ja, dan wordt dit in beleid en werkprocessen opgenomen. Hieronder valt:
- Het opstellen van een beleidsplan waarin ze de visie op het voorkomen en zorgvuldig toepassen van onvrijwillige zorg is beschreven (lees meer: beleidsplan);
- Het aanwijzen van een Wzd-functionaris en dit ook bekend maken;
- Het maken van een planning hoe de organisatie zo snel mogelijk de zorg- en behandelplannen van cliënten zullen omzetten naar de Wzd;
- Het borgen van de rechtspositie van de cliënt, bijvoorbeeld doordat iedere cliënt of vertegenwoordiger de mogelijkheid krijgt een beroep te doen op een cliëntenvertrouwenspersoon (CVP).
- Het regelen van de randvoorwaarden om het beleid goed uit te voeren; bij wie kan een medewerker terecht met vragen en hoe wordt de implementatie gevolgd?
- Het zorgen voor afhandeling van klachten bij een Wzd-klachtencommissie;
- Het regelen van toegang tot een cliëntvertrouwenspersoon;
- Het op een veilige manier vastleggen van cliëntgegevens en wie daar toegang tot heeft;
- Het registreren van onvrijwillige zorg en de wijze waarop half jaarlijkse overzichten en analyse onderdeel is van leren en verbeteren.
Zorgorganisaties zullen zich moeten buigen over vragen als:
- Wie is de zorgverantwoordelijke en wat houdt dit in? In de Wet zorg en dwang wordt gesteld dat dit minimaal een professional van niveau drie moet zijn.
- Wie is de Wzd-functionaris en wat houdt dit in? Dit kan een terzake kundige arts, orthopedagoog of gezondheidspycholoog zijn.
- Wie is de externe deskundige en wat houdt dit in? De wet stelt dat dit een (kundige) arts, gedragsdeskundige, psychiater of verpleegkundige kan zijn van buiten de organisatie. De externe deskundige moet pas worden ingeschakeld als het niet lukt de onvrijwillige zorg binnen de gestelde termijnen van de Wzd af te bouwen. De externe deskundige is een (kundige) arts, psychiater, gedragskundige of verpleegkundige die niet bij de zorg voor de client betrokken is.
Profiel zorgverantwoordelijke en Wzd-functionaris
In deze profielen staan de taken van de zorgverantwoordelijke en Wzd-functionaris. Ook worden antwoorden op organisatorische vragen gegeven bij de introductie van deze functies. De profielen zijn geschreven in opdracht van VWS.
Handreiking Wet zorg en dwang
Om zorgorganisaties behulpzaam te zijn bij het toepassen van deze nieuwe wet hebben VGN en ActiZ een handreiking geschreven. Deze handreiking (86 pag.) is geschreven in opdracht en in nauwe afstemming met het ministerie van VWS.
Handreiking voor artsen
In deze handreiking van Verenso en NVAVG voor artsen zijn de verschillende rollen die artsen kunnen vervullen uitgewerkt.
Handreiking Wet zorg en dwang voor specialisten ouderengeneeskunde en artsen van Verenso
Is de organisatie klaar voor de Wet zorg en dwang?
Is de organisatie klaar voor de Wet zorg en dwang? De taken van het management staan beschreven in de flyer Is uw organisatie klaar voor de Wzd? (pdf, sept 2019) van Vilans.
Ondersteuning van Waardigheid en trots op locatie
Wil je meer weten over uitgebreide ondersteuningsmogelijkheden rondom o.a. de implementatie van de Wet zorg en dwang? Ga naar de website Waardigheid en trots op locatie.
Overgang Wet Bopz - Wet zorg en dwang
Het Centrum voor Indicatiestelling heeft informatie op de website staan over de
overgangsperiode naar de Wet zorg en dwang.
Een zorgaanbieder die onvrijwillige zorg verleent, draagt zorg voor een beleidsplan (artikel 19) waarin hij in ieder geval vastlegt:
- met welke alternatieven hij tracht om onvrijwillige zorg zoveel mogelijk te voorkomen;
- hoe hij omgaat met het toepassen van onvrijwillige zorg en de afbouw van onvrijwillige zorg;
- de wijze van intern toezicht bij uitvoering van onvrijwillige zorg.
- op welke wijze en bij wie de rollen van zorgverantwoordelijke, deskundige, behandelend arts, Wzd-functionaris en externe deskundige zijn belegd en hoe de overlegvormen om het stappenplan te kunnen uitvoeren zijn geregeld.
Bij het opnemen van onvrijwillige zorg in een zorgplan en het verlenen van onvrijwillige zorg houd je rekening met dit beleidsplan.
Dit voorbeeldbeleidsplan helpt je bij het maken van een beleidsplan voor jouw organisatie
Beleidsplan - extra voorwaarden bij ambulante zorg:
Jouw organisatie heeft beleid ontwikkeld voor het ambulant kunnen toepassen van onvrijwillige zorg. Daarin moet worden vastgelegd (zie ook Besluit dwang in de zorg, juni 2019):
- Welke factoren je organisatie in ieder geval meeweegt bij de beoordeling of ambulante zorg de voorkeur heeft boven opname in een accommodatie. Jouw organisatie houdt daarbij rekening met de wens van de cliënt en de belangen van familie en naasten die relevant zijn voor de continuïteit van zorg.
- Hoe met toezicht de veiligheid op voldoende wijze kan worden geborgd.
- Welke factoren jouw organisatie meeweegt bij de beoordeling van het aantal zorgverleners die aanwezig moeten zijn bij de daadwerkelijke uitvoering.
- Hoe op verantwoorde wijze wordt omgegaan met fysiek verzet van de cliënt.
- Op welke wijze je organisatie de bereikbaarheid en ondersteuning borgt.
- Op welke wijze wordt toegezien op het voorkomen van grensoverschrijdend gedrag door een zorgverlener.
Dit voorbeeldbeleidsplan helpt je bij het maken van een beleidsplan voor jouw organisatie
Om je te helpen bij het maken van een beleidsplan biedt Vilans een voorbeeldbeleidsplan aan. Dit document geeft de onderdelen van de wet goed weer en biedt ruimte voor eigen invulling. Elke organisatie kan de tekst aanpassen aan haar eigen wensen. In de diverse hoofstukken staan in blauw de vragen die je jezelf kunt stellen om de tekst nog specifieker te maken voor je eigen organisatie.
Digitaal boek: In voor beter, leven in vrijheid

In de publicatie 'In voor beter, leven in vrijheid' (2015) worden de opbrengsten en ervaringen van het programma 'In voor beter, leven in vrijheid' gedeeld. Zeven zorgorganisaties, zowel ouderenzorg als gehandicaptenzorg, werkten een jaar lang intensief aan het vergroten van de vrijheid van hun cliënten. In het traject ’In voor Beter, leven in vrijheid’ is naar aanleiding van eerdere ervaringen gekozen voor een nieuwe aanpak: niet het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen stond centraal, maar het werken aan optimale vrijheid voor cliënten én medewerkers. Het werken aan vrijheidsbeleving raakt daarbij alle lagen in een zorgorganisatie. In het boek komen ervaringen, dilemma's en hulpmiddelen aan bod. VWS was opdrachtgever, Vilans begeleidde de opzet en uitvoering.
Visie op vrijheid
Voorwaarde voor het daadwerkelijk structureel verminderen van onvrijwillige zorg is een organisatiebrede visie op vrijheid en bijpassend beleid. Het is belangrijk dat er een duidelijke keuze wordt gemaakt door het management van een 'nee, tenzij' beleid en dat de nieuwe visie duidelijk uitgedragen wordt in de organisatie. Dit biedt medewerkers de steun die ze nodig hebben om risico’s te durven nemen. Tevens blijkt uit onderzoek (Gulpers, Bleijlevens et al. 2010) en praktijk dat een non-fixatiebeleid en het organiseren van de juiste randvoorwaarden dat het aantal malen dat onvrijwillige zorg wordt toegepast drastisch laat afnemen. Belangrijke Onderdelen van het beleid zijn:
- Visie van de organisatie.
- Juridisch kader.
- Verdeling van verantwoordelijkheden.
- Rechtsbescherming van de cliënt.
- Protocollen en werkafspraken.
Ook familie en cliëntvertegenwoordigers moeten op de hoogte zijn van het (nieuwe) beleid. Het verstrekken van informatie over dit onderwerp bij de intake schept duidelijkheid en voorkomt lastige situaties en vragen in een later stadium.
Registratie
De zorgaanbieder moet twee keer per jaar een overzicht van onvrijwillige zorg aan de inspectie sturen. Het gaat niet alleen om registreren: het overzicht dient vergezeld te zijn van een door de bestuurder ondertekende analyse van de verleende onvrijwillige zorg.
De bestuurder moet laten zien welke acties ondernomen worden om onvrijwillige zorg te voorkomen of de duur hiervan te verkorten.
Verantwoordelijkheden
Zodra blijkt dat er ernstig nadeel dreigt voor de cliënt of zijn omgeving en de zorg die is afgesproken niet meer voldoende is, zal een zorgverantwoordelijke in een multidisciplinair overleg in gesprek gaan met een andere deskundige. Een zorgverantwoordelijke is een professional van minimaal niveau 3. Volgens het stappenplan zal een arts altijd betrokken zijn bij het vaststellen van onvrijwillige zorg.
Het uitgangspunt van de Wet zorg en dwang is dat multidisciplinair een besluit wordt genomen over onvrijwillige zorg. Dit geldt ook voor de thuiszorg.
De zorgaanbieder moet binnen zijn organisatie een multidisciplinair overleg faciliteren, waarvan de samenstelling afhankelijk is van o.a. de doelgroep cliënten en de samenwerkingsverbanden. De cliënt en/of vertegenwoordiger heeft het recht om daarbij aanwezig te zijn.
Tijdens het multidisciplinair overleg staan de volgende vragen centraal:
- Wat is de oorzaak van het onbegrepen gedrag van de cliënt?
- Wat is precies het ernstig nadeel? Welk risico loopt de cliënt en zijn omgeving?
- Met welke alternatieven kunnen we zorgen dat we vrijwillige zorg blijven aanbieden?
- Als onvrijwillige zorg onafwendbaar is: wat is de meest lichte maatregel voor de cliënt?
- Wat gaan we doen om de onvrijwillige zorg zo snel mogelijk af te bouwen?
In de thuiszorg mag ook de vertegenwoordiger/cliënt een multidisciplinair team inroepen.
In de wet Zorg en dwang is een stappenplan ingebouwd. Als de onvrijwillige zorg duurt, hoe meer consultatie gewenst is. Als de onvrijwillige zorg langer dan drie maanden duurt, moet externe expertise (niet bij de zorg voor de cliënt betrokken en niet in dienst van de zorgaanbieder) worden ingezet.
Scholing
De mate van professionaliteit van een medewerker bepaalt of een medewerker ‘bevoegd en bekwaam’ is om goede zorg te bieden en bijvoorbeeld de inhoud van een ondersteuningsplan vast te stellen. Beide begrippen zijn terug te vinden in de wet BIG. Bevoegdheid hangt nauw samen met de opleiding van een medewerker maar zegt nog niets over hoe een medewerker in de praktijk daadwerkelijk over diverse vaardigheden beschikt en in staat is om een handeling uit te voeren (bekwaamheid). Bijvoorbeeld het afzonderen van een cliënt, communiceren met een cliënt met dementie of omgaan met agressie van cliënten.
Het toepassen van onvrijwillige zorg wordt door de wetgever niet beschouwd als een voorbehouden handeling. Dit betekent dat onvrijwillige zorg in beginsel door iedereen mag worden toegepast zonder aanvullende voorwaarden. Onvrijwillige zorg wordt, aanvullend aan de Wet BIG, beschouwd als een risicovolle handeling waarvoor de zorgaanbieder aanvullende eisen kan opstellen (wie mag onvrijwillige zorg toepassen, welke deskundigheid is vereist en op welke manier wordt gewaarborgd dat onvrijwillige zorg veilig wordt toegepast).