Naar hoofdinhoud Naar footer

HuidletselDecubituscategorieën

Decubitus wordt ingedeeld in vier categorieën. Op deze pagina lees je meer over hoe je elke categorie kunt herkennen.

Categorie 1: niet-wegdrukbare roodheid 

Normaal gesproken wordt de huid wit als je erop drukt. Bij categorie 1 decubitus gebeurt dit niet. We noemen dit niet-wegdrukbare roodheid van de intacte huid. Soms gaat dit verschijnsel samen met een verkleuring van de huid, warmte, zwelling of verharding. Bij cliënten met een lichte huidskleur zie je de roodheid vaak duidelijk, bij een donkere huidskleur is dit soms lastiger. De huid toont dan paarsig of blauw, maar vaak kun je ook voelen dat de huid warm is en geeft de cliënt pijn aan. 

Als je met een vinger op de huid drukt, wordt deze wit vanwege de druk op de bloedvaten. Na het weghalen van de druk kan het bloed weer door de bloedvaten stromen en komt de kleur terug. Bij niet-wegdrukbare roodheid reageert de huid niet op druk, door een beschadiging van de bloedvaten. Met de juiste maatregelen kan deze schade weer worden hersteld. Daarna reageert de huid weer ‘normaal’. 

Categorie 2: verlies van een deel van de huidlaag of blaar 

Bij decubitus van de tweede categorie zie je een glimmende of droge oppervlakkige open wond met een rood, roze wondbodem zonder wondbeslag (geel of zwart weefsel). Een deel van de lederhuid (dermis) is verdwenen. Ook een blaar gevuld met vocht (serum) en/of bloed behoort tot de tweede categorie. Zowel een intacte als open of gescheurde blaar.  

Categorie 3: verlies van een volledige huidlaag 

Bij decubitus categorie 3 is een hele huidlaag weggevallen, waardoor je het onderhuidse vet kunt zien. De spieren, botten en pezen liggen niet bloot. De diepte is afhankelijk van de plek van de wond. De neusbrug, de oren, het achterhoofd en de enkels hebben geen vetweefsel, waardoor de wond oppervlakkig is. Op plekken van het lichaam met veel vetweefsel kan de wond juist veel dieper zijn. Bij sommige categorie 3-plekken zie je wondbeslag (geel of zwart weefsel) of ondermijning of ondertunneling. Bij deze laatste is er sprake van een gang(etje) onder de huid door; de wond is dan groter dan je op het eerste oog ziet. Daarom is het belangrijk om een wond ook te bevoelen. 

Categorie 4: verlies van een volledige weefsellaag 

Soms is de huid zover aangetast dat je de onderliggend bot, pezen of spieren kunt zien. In dat geval is er sprake van categorie 4. Hoe diep de wond is, hangt ook in deze categorie af van de plek van de wond. Meestal is de wond behoorlijk diep. Bij decubitus 4 kunnen verschillende kleuren weefsel voorkomen. Rood (nieuw weefsel), geel (beslag of droge pees), wit (bot of pees) en zwart (dood weefsel, necrose). Vaak zie je ook ondermijning of ondertunneling. Deze vorm van decubitus kan zich uitbreiden in de spieren, pezen en/of gewrichten. Hierdoor kunnen botontstekingen ontstaan en verlies van pees en/of spier. 

Decubitus 4 ontstaat soms ook met een intacte huid. Door druk bijvoorbeeld. Als iemand zit, is die druk het hoogste bij de zitbotjes. Daar gaan cellen dus ook het eerste kapot.

Niet te definiëren groepen

Naast de 4 categorieën zijn er volgens V&VN aanvullend 2 niet te definiëren groepen:

  • Niet-classificeerbaar: diepte onbekend
  • Vermoedelijke diepe weefselschade: onbekende diepte

Niet-classificeerbaar: diepte onbekend 

Uitgebreid verlies van de volledige weefsellaag waarbij de wondbodem van het decubitusletsel aan het zicht onttrokken is, komt door fibrine (geel, geelbruin, grijs, groen of bruin) en/of necrose (geelbruin, bruin of zwart) in het wondbed. Zolang fibrine en/of necrose onvoldoende is verwijderd om de wondbodem vrij te leggen, kan de werkelijke diepte, en dus ook de categorie, niet worden bepaald. Stabiele necrose (droog, verkleefd, intact en zonder roodheid of fluctuatie) op de hielen dient als 'de natuurlijke (biologische) bedekking van de wond' en mag niet verwijderd worden.

Vermoedelijke diepe weefselschade: onbekende diepte 

Dit is een paars of kastanjebruin gebied met ontkleurde, intacte huid. Of met een blaar gevuld met bloed als gevolg van beschadiging van het onderliggend zachte weefsel door druk- en/of schuifkrachten. Het gebied kan worden omgeven door weefsel dat pijnlijk, vast, week, zompig, of warmer of koeler is dan het omliggende weefsel. Diepe weefselschade kan moeilijk te zien zijn bij zorgvragers met een donkere huidskleur. 

Een dunne blaar kan zich over een donker wondbed ontwikkelen. De wond kan geleidelijk bedekt raken met een dunne necrosekorst. De decubitusletsels kunnen snel evolueren waarbij diepere weefsellagen bloot komen te liggen, zelfs bij een optimale behandeling. 

Bron

Agenda

Er zijn geen agenda-items gevonden