Naar hoofdinhoud Naar footer

HuidletselRisicofactoren voor huidletsel

Laatst bijgewerkt op: 17-04-2024 

Wat kun je doen om huidletsel bij ouderen te voorkomen? Voorkomen is beter dan genezen. Per risicofactor wordt hierop ingegaan. Bekijk onderaan deze pagina ook de factsheet Huidletsel. Hierin staan preventieve maatregelen en een samenvatting van de richtlijn.

Verminderde mobiliteit, activiteit en/of sensibiliteit

Voorkom huidletsel.

  • Stimuleer de cliënt zoveel mogelijk te mobiliseren en leg uit wat het belang daarvan is.
  • Maak een mobiliteitschema in overleg met de cliënt.
  • Gebruik een optrekbeugel (papegaai).
  • Overleg met de arts over het eventueel inschakelen van fysio- en/of ergotherapie.
  • Pas zo nodig wisselhouding toe.
  • Gebruik zo nodig AD-materiaal.
  • Leg de risicoplaatsen vrij.
  • Beoordeel de huid op de risicoplaatsen regelmatig.

Verminderde huidconditie

Breng de huid in betere conditie.

  • Inspecteer de huid dagelijks en rapporteer bevindingen.
  • Gebruik maximaal één keer per dag zeep of maak gebruik van zeepvrije producten.
  • Niet te heet en niet te lang douchen (heeft uitdrogend effect).
  • Voorzichtig met pleistergebruik (ontvelling bij verwijderen).
  • Geef dagelijks schoon ondergoed.
  • Bij droge huid: maak gebruik van een ongeparfumeerde huidcrème of indifferente zalf.
    • Kloppend opbrengen, niet wrijven (stevig wrijven kan door de schuifkrachten een schadelijke werking hebben).
    • De huidcrème of zalf moet snel in de huid trekken.
  • Bij vochtige huid.
    • Product gebruiken met indrogend effect zoals zinkoxide.
    • Vernieuw bij incontinentie, het incontinentiemateriaal regelmatig en bescherm de huid zo nodig met barrièrecrème of -spray.
  • Voorkom stoten, krabben, vallen, wrijven en schuiven; zorg voor een veilige omgeving bij een kwetsbare huid.

Verminderd bewustzijn en/of verwardheid

Voorkom huidletsel

  • Probeer te reactiveren.
  • Zorg voor voldoende opname van vocht en voeding.
  • Bied goede incontinentieverzorging (zie ook vochtletsel).
  • Controleer op afkoelen (met name ’s nachts).
  • Besteed extra aandacht aan alle andere risicofactoren.
  • Controleer dagelijks de huidconditie.

Slechte voedingstoestand

Beoordeel bij iedere cliënt de voedingstoestand. Neem bij geconstateerde afwijkingen individuele voedingsmaatregelen, zoals:

  • Corrigeren van de ondervoeding door middel van een afgestemd dieet dat voldoende energie en eiwit bevat:
    • Driemaal daags een volwaardige maaltijd.
    • 1,5 liter tot 2 liter vocht per 24 uur.
    • Gebruik niet alleen koffie, thee, water en bouillon, maar ook melkproducten en vruchtensappen; deze bevatten meer voedingsstoffen.
  • Wegen bij opname of start van de verzorging en daarna bij voorkeur 1 maal per maand (circa zelfde tijd, zelfde weegschaal) en registreren in zorgdossier/verpleegplan.
  • Controleer de huidspanning en de urineproductie regelmatig.
  • Schakel een diëtist in bij een verhoogd voedingsrisico met risico op huidletsel en bij aanwezig huidletsel. Ga naar het thema Eten en drinken voor meer informatie.

Neurologische stoornissen

Voorkom huidletsel

  • Bij gevoelsstoornis: de cliënt uitleggen doordat hij geen waarschuwing (pijn, jeuk et cetera) krijgt er een hoger risico op huidletsel is en dat hij hier extra op moet letten.
  • Regelmatig risicoplaatsen controleren.
  • Regelmatige verandering van houding: minimaal eenmaal per 3 uur.
  • Eventueel aanpassen van bed en/of stoel.
  • Controleer dagelijks het zitvlak (bijvoorbeeld met spiegeltje).
  • Adviseer eventueel speciaal/aangepast schoeisel en controleer dagelijks de voeten.

Afwijkende lichaamstemperatuur

Voorkom huidletsel

  • Bij ondertemperatuur (< 35.5 ºC)
    • Voorzichtig opwarmen, warme drankjes drinken en indien mogelijk regelmatig houding veranderen (30º zijligging en hielen vrijleggen), katoenen sokken aan in bed.
  • Bij verhoogde temperatuur (> 38ºC)
    • Bij transpireren: was regelmatig , zorg voor droge onderlaag.
    • Zorg eventueel voor extra vochtabsorptie.
    • Adviseer een zachte wasbare, absorberende onderlegger.
    • Dien voldoende vocht toe.

Goede lig- en zithouding en passend schoeisel

Lighouding

  • Zorg voor een gladde absorberende onderlaag en niet te strak gespannen lakens, voorkom plooien, kruimels, oneffenheden en druk van katheterslangen.
  • Laat zo mogelijk de cliënt ook een paar keer per dag op een stoel zitten.
  • Gebruik zo nodig een dekenboog of hang dekens over het voeteneinde.
  • Vermijd schuiven bij transfers en maak gebruik van een papegaai (niet bij CVA-patiënten).
  • Gebruik bij veel wrijfkrachten badstofsokken: deze moeten goed passend zijn, niet knellen en geen naden bezitten.
  • Instrueer cliënt ten aanzien van een goede lighouding:
    • Houdingsverandering: iedere 3 à 4 uur (dag en nacht!).
    • Halfzijligging 30º (zie afbeelding zijligging).
    • Rugligging semi-Fowler 30º (zie afbeelding lighouding).

Wisselhouding

  • Gebruik zo nodig een schema voor wisselhouding als frequente houdingsverandering niet tot de routine behoort of een mobilisatieschema. Bij onvoldoende effect dient de frequentie te worden opgevoerd (in combinatie met een antidecubitusmatras).
  • Het tijdsinterval van wisselhouding is niet alleen bepalend voor het ontstaan van decubitus. Het hangt ook af van de aanwezige druk- en schuifkrachten en individueel bepaalde weefseltolerantie.
  • Als houdingsverandering niet mogelijk is (door bijvoorbeeld hevige pijn) is een speciaal matras geïndiceerd.

Bekijk op deze pagina de informatie over antidecubitusmatrassen

Halfzijligging 30º

In halve zijligging is het drukoppervlak ter hoogte van het bekken groter dan in strikte zijligging. Er is in deze positie meer weefselmassa ten opzichte van de onderlaag, zodat druk beter over het weefsel kan worden verdeeld. Bovendien wordt in deze houding de huid op de heupen en de stuit optimaal van zuurstof voorzien (dit in tegenstelling tot de 90º-houding). Deze positie wordt verkregen door middel van (wig)kussens onder het matras of door ondersteuning van de patiënt met hoofdkussens.

Rugligging

Bij rugligging is de druk het laagst in een semi-Fowlerhouding, waarbij zowel hoofdeinde als beengedeelte 30º omhoog is gebracht. Het voorkomt onderuitzakken en schuifkracht wordt vermeden. Zet eerst het voeteneinde omhoog en dan pas het hoofdeinde.

Bij buikligging: plaats een kussen onder de borstkas en laat de buik vrij om ademhaling gemakkelijk te maken. Plaats tevens een kussen onder de onderbenen zodat druk op tenen en voorvoet worden voorkomen.

Leg bij bedreigde hielen een kussen onder de onderbenen zodat de hielen vrij liggen.

Zithouding

Een goede zithouding houdt in:

  • Goede gewichtsverdeling over zitvlak, voeten, armen en rug.
  • Goede zithoogte: bovenbenen rusten geheel op de zitting en voeten staan plat op de grond of voetensteun.
  • Een zitting die aan de voorkant tot circa 2 cm oploopt en waarvan de diepte zodanig is dat de afstand tussen zitting en knieholte vuist breed is.
  • Een zitbreedte die niet uitnodigt tot scheef zitten.
  • Voldoende brede armleuningen met de hoogte zo afgesteld dat de schouders ontspannen.
  • Regelmatig veranderen van houding.
  • Maximaal 2 à 3 uur achtereen op een stoel zitten. Bij decubitus op zitvlak, niet langer dan 60 minuten laten zitten en maximaal 3x daags.

Als regelmatige houdingsverandering niet mogelijk is, is een speciaal zitkussen geïndiceerd. Bekijk op deze pagina de informatie over antidecubituskussens. Schakel bij problemen zo nodig een ergotherapeut of fysiotherapeut in voor advies.

Let op bij transfers

  • Gebruik zo nodig hulpmiddelen (ter verlaging schuifkrachten).
  • Voorkom letsel door stoten aan beensteunen of andere uitsteeksels (laat deze omwikkelen).

Beste zithouding:

  • Gewicht verdeeld over zitvlak, voeten, armen en rug.
  • Schuifkracht afwezig door kantelzitting.

Schoenen en lopen

  •  Controleer de schoenen:
    • Voel naar naden en stiksels die drukplekken kunnen veroorzaken.
    • Is de maat juist, niet te wijd of te strak.
    • Is er voldoende ventilatie, zoals bij leren schoenen.
    • Geen hoge hak, maximaal 3-4 cm.
  • Besteed aandacht aan de sokken:
    • Goed vocht absorberend materiaal (katoen) zonder naden, rimpels en plooien.
  • Let bij cliënten met diabetes mellitus en/of neurologische stoornissen op gevoelsstoornissen.
  • Verwijs eventueel naar fysiotherapeut en/of revalidatiearts voor verbandschoenen:
    • Als de cliënt wondjes aan de voeten heeft.
    • Bij voetafwijkingen met verhoogd risico op drukplekken waarbij orthopedisch schoeisel niet geïndiceerd is of waarbij bewust niet gekozen wordt voor orthopedisch schoeisel.
    • Als preventieve maatregel als er een verhoogd risico op het ontstaan van drukplekken aanwezig is (bijvoorbeeld bij slecht ingestelde diabetes mellitus met voetproblematiek).
    • Bij cliënten met pijnlijke voeten die normaal schoeisel niet verdragen en die met verbandschoenen veiliger en stabieler lopen dan met gewone pantoffels.
  • Verwijs eventueel naar podotherapeut en/of orthopedisch schoenmaker.

Incontinentie

  • Laat cliënten regelmatig plassen en geef plastraining.
  • Gebruik ademend incontinentiemateriaal met een groot absorberend vermogen.
  • Regelmatig verschonen en meerdere keren per dag wassen en drogen.
  • Dagelijks de risicoplaatsen observeren op incontinentieletsel.

Huid-op-huid-contact

  • Voorkom overmatig transpireren door:
    • Te zorgen voor een koele omgeving.
    • Het laten dragen van katoenen of ademende kleding en niet te warme kleding.
    • Het drooghouden van de huidplooien door het gebruik van katoenen (niet synthetisch) beddengoed.
  • Voorkom huid-op-huid-contact door:
    • Ondersteunende kleding, zoals een katoenen bh.
    • Goed sluitend, niet knellend ondergoed; bijvoorbeeld met pijpjes; geen string.
    • Suspensoir voor mannen (dit is een drager voor de balzak).
    • Katoenen pyjamabroek in plaats van een nachtjapon.
    • Breng één van deze materialen aan:
      • Engels pluksel (ruwe zijde op de huid).
      • Scheurlinnen.
      • Non-woven gaas.
        Vervang dit als ze vochtig worden, in ieder geval minimaal 2x daags.
  • Houd de huidplooien droog door:
    • Katoenen beddengoed.
    • Absorberende kleding.
    • Gebruik van:
      • Engels pluksel.
      • Scheurlinnen.
      • Non-woven gaas.
      • Zinkoxidesmeersel (inkloppen, huid moet zichtbaar blijven).
      • Alcoholvrij barrièreproduct.
  • Gebruik geen:
    • Poeders i.v.m. klontering.
    • Pasta, omdat dit moeilijk te verwijderen is en de huid slecht te observeren is.
    • Zinkzalf, omdat dit de huid afsluit.
    • Föhn o.i.d., vanwege de kans op verbranding en uitdroging.
  • Schakel een ergotherapeut in:
    • Als de cliënt ADL-beperkt is of hulp nodig heeft.
    • Als de cliënt contracturen heeft en daardoor ADL-problemen heeft of als er daardoor meer huidplooien ontstaan. De ergotherapeut kan advies geven over hoe te handelen en hulpmiddelen.

Evaluatie van de preventieve maatregelen

  • Observeer dagelijks de risicoplaatsen.
  • Licht de cliënt en de mantelzorger in en maak zo nodig de verwachtingen en motivatie van de cliënt bespreekbaar.
  • Noteer de bevindingen.
  • Pas de preventieve maatregelen aan op eventuele nieuwe risicofactoren.
  • Indien er huidletsel is ontstaan:
    • Noteer het type huidletsel, locatie en gradatie.
    • Licht de arts of wondverpleegkundige in en start, op hun advies, de wondbehandeling volgens protocol.
    • Pas de preventieve maatregelen aan.
    • Noteer de relevante risicofactoren.
  • Geef de cliënt zo nodig advies.

Video

De MeanderGroep maakte een korte, praktische video (2 minuten) over het herkennen en voorkomen van huidletsel, zoals decubitus.

YouTube video thumbnail

Bronnen

Downloads

Agenda

Er zijn geen agenda-items gevonden