1. Wat is decubitus?
- A een beschadiging van de huid die ontstaat door langdurige druk
- B een beschadiging van de huid die ontstaat door schuif- en wrijfkracht
- C een beschadiging van de huid die ontstaat door een combinatie van langdurige druk en schuifkracht
- D niet wegdrukbare roodheid
2. Decubitus ontstaat meestal op plaatsen waar het botweefsel zich diep onder de huid bevindt
3. Wat zijn bij bedlegerige cliënten de twee plaatsen waar decubitus het meest voorkomt?
- A stuit en hielen
- B stuit en schouders
- C schouders en hielen
- D oorlel en hielen
4. Wat is de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van decubitus op een specifieke plaats?
- A diabetes
- B eiwittekort in de voeding
- C te hoge druk op de huid
- D weinig beweging
5. Van binnen naar buiten is de huid opgebouwd uit de volgende lagen:
- A subcutis, dermis, epidermis
- B epidermis, dermis, subcutis
- C dermis, epidermis, subcutis
6. Risicoplaatsen voor decubitus bij cliënten in zijligging zijn:
- A hiel, elleboog en stuit
- B oor, enkel en heup
- C zitknobbels, ellebogen en hak van de voet
- D achterhoofd
7. Er zit een rode niet wegdrukbare plek op de hiel van een cliënt. Wat doe je?
a hiel vrij leggen
b katoenen sok aantrekken
c schapenvacht eronder
d massage en antidecubitus crème gebruiken
- A a is juist
- B b en c zijn juist
- B a en d zijn juist
- C d is juist
8. Welke groep cliënten loopt het meeste risico op het ontwikkelen van decubitus?
- A mensen die bed- of rolstoel gebonden zijn en weinig bewegen
- B mensen met een slechte algemene conditie
- C ouderen
- D te dikke mensen
9. Decubitus kent verschillende maten van ernst. Er worden 4 categorieën onderscheiden. Uitgebreide weefselschade of necrose aan spieren, botweefsel of ondersteunende weefsels met of zonder schade aan opperhuid of lederhuid is:
- A categorie I
- B categorie II
- C categorie III
- D categorie IV
10. Het wezenlijke verschil tussen categorie I en categorie II is:
- A de uitgebreidheid van de roodheid
- B categorie II is donkerder rood
- C categorie I is geen wond
- D categorie II is niet wegdrukbare roodheid
11. Hoe onderscheid je smetten van decubitus?
- A decubitus ontstaat alleen door druk- en schuifkrachten, smetten alleen door vocht bij huid op huidcontact
- B smetten is niet rood, decubitus wel
- C decubitus is niet rood, smetten wel
- D er is geen verschil
12. Een risico-indicator beschrijft de kenmerken van een groep cliënten die risico loopt om decubitus te ontwikkelen
13. Het risico op decubitus neemt toe als iemand koorts heeft.
14. Welke stelling is juist
- A bij een liggende cliënt ontstaat sneller decubitus dan bij een zittende cliënt
- B cliënten die geen of minder pijn ervaren, ontvangen geen signalen over het comfort van hun houding
- C de weefseltolerantie bepaalt niet het effect van de druk- en schuifkrachten
- D cliënten die een decubituswond hebben, lopen een verhoogd risico op meer Decubituswonden
15. Wat is de beste preventieve maatregel bij een zieke, bedlegerige cliënt?
- A risicoscorelijst invullen en aanvullende voeding
- B collega’s informeren en protocol in het dossier
- C cliënt folder geven over decubitus en mantelzorg informeren
- D dagelijks huidinspectie en druk opheffen
16. Hoe vaak pas je de wisselhouding toe bij bedlegerige risicocliënten?
- A 1 x per 4 uur, als de cliënt op een goed AD matras ligt
- B 1 x per 2 uur, als de cliënt op een goed AD matras ligt
- C 1 x per 6 uur
- D ieder uur
17. De ideale ligging om decubitus te voorkomen bij bedlegerige cliënten is:
- A bed plat, stabiele zijligging
- B fowlerse houding
- C hoofdsteun 30° omhoog, voeteneind 30° omhoog
- D semi-fowlerse houding: hoofdsteun 30° omhoog en bovenbenen 30° omhoog, onderbenen weer omlaag.
18. Niet zinvolle maatregelen om decubitus te voorkomen zijn:
- A massage en antidecubitus crème
- B inpakken van hielen en gebruiken schapenvacht
- C ijzen en föhnen
- D alle hierboven genoemde
19. Welke stelling is onjuist
- A De landelijke richtlijn voor decubitus is niet evidencebased
- B In de landelijke richtlijn voor decubitus worden aanbevelingen gedaan voor de behandeling en preventie van decubitus
- C Evidencebased richtlijnen geven zorgverleners het bewijs van de effectiviteit en doelmatigheid van handelen
Antwoorden
1C, 2B, 3A, 4C, 5A, 6B, 7A, 8A, 9D, 10C, 11A, 12B, 13A, 14B, 15D, 16A, 17D, 18D, 19A