Toon zoekbalkToon menu

Kennisplein voor verpleging, verzorging, zorg thuis en eerste lijn
Dementie

Diagnose bij dementie

Een tijdige diagnose is om verschillende redenen van groot belang. Vermoed je dat iemand dementie heeft, dan is de eerste stap richting een diagnose, een bezoek aan de huisarts. Vermoedt de huisarts dat er daadwerkelijk sprake is van dementie, dan kan hij de diagnose zelf stellen of doorverwijzen naar een specialist. Na de diagnose is het van belang om een goed beeld te krijgen van de hele zorgsituatie.

Belang van een tijdige diagnose

Het is belangrijk dat de diagnose dementie op tijd gesteld wordt. De klachten kunnen namelijk ook veroorzaakt worden door iets anders. Wanneer iemand wèl beginnende dementie heeft, is het ook goed om dat zo snel mogelijk te weten, zodat je zorg en medicatie kunt aanpassen. De persoon met dementie en zijn omgeving hebben daarnaast bij een vroege diagnose de tijd om zich voor te bereiden op de komende emotionele en praktische veranderingen. In de eerste fase kunnen nog belangrijke beslissingen genomen worden over juridische en financiële regelzaken en de medische zorg.

Waar kan iemand  terecht?

Het vaststellen van de diagnose Alzheimer of een andere vorm van dementie begint met een bezoek aan de huisarts. Vermoedt de huisarts dat er daadwerkelijk sprake is van dementie, dan kan hij de diagnose zelf stellen of doorverwijzen naar een specialist. De specialist voert aanvullend onderzoek uit en stelt dan vast of er sprake is van dementie en welke ziekte de dementie veroorzaakt. 

Als zorgverlener stem je samen met de huisarts af welke informatie hij/zij geeft aan patiënt en mantelzorger bij het mededelen van de diagnose over de ziekte dementie. Deze informatie ligt met de nadruk op wat wel allemaal mogelijk is, zoals autorijden of de soort behandeling (met of zonder medicatie).

Keuzehulp

De huisarts speelt bij de afweging om wel of niet starten met een diagnostiektraject naar dementie een belangrijke rol. Deze keuzehulp van MUMC+ en het Radboudumc kan ondersteuning bieden. De keuzehulp is er zowel voor mensen met geheugenklachten en hun naasten. Huisartsen kunnen hiernaar verwijzen.
Ga naar de keuzehulp ‘Wel of niet onderzoek doen naar dementie?’

Onderzoek door huisarts

Het onderzoek van de huisarts begint met een aantal vragen om te zien hoe het geheugen ervoor staat. Een veelgebruikt instrument voor het stellen van de diagnose is de vragenlijst MMSE. MMSE staat voor Mini-mental state examination. Dit is een wereldwijd erkende test die verschillende vaardigheden van de hersenen meet. De MMSE bevat vragen die een indruk geven van het geheugen, de oriëntatie in tijd en ruimte, concentratie, rekenen, taal en visueel inzicht.  

Voorbeelden van vragen zijn; spel ‘worst’ achterstevoren of ‘Wilt u dit papiertje pakken met uw rechterhand, het dubbelvouwen en het op uw schoot leggen. Het afnemen van de test duurt ongeveer tien minuten. Vaak wordt de test gecombineerd met andere kleine testjes en een gesprek. Als het nodig is, voert de huisarts een urine- en bloedonderzoek uit. Dit onderzoek kan een andere verklaring voor de klachten uitsluiten, zoals hormoonstoornissen, een vitaminetekort, verkeerd gebruik van medicijnen of een depressie.

De screening kan het beste uitgevoerd worden in een vertrouwde omgeving van de cliënt. In de thuissituatie kan de huisarts of specialist ouderengeneeskunde dit doen. Ook een praktijkondersteuner van de huisarts kan testen afnemen.

Nader onderzoek

Soms heeft de huisarts twijfels of denkt hij dat er uitgebreider onderzoek nodig is. In dat geval kan hij doorverwijzen naar de afdeling neurologie van een ziekenhuis of naar een specialist bij een geheugenpoli. De arts doet neurologisch en neuropsychologisch onderzoek om de diagnose dementie te bevestigen. Eventueel wordt aanvullend onderzoek gedaan met bijvoorbeeld een MRI-scan. Op de geheugenpolikliniek kan de professional gebruik maken van een computertool. Dit betekent bijvoorbeeld dat patiënten vanuit huis het gesprek met de specialist alvast kunnen voorbereiden of vanuit huis geheugentesten kunnen maken om in de gaten te houden hoe het met ze gaat, zonder dat ze daarvoor naar de geheugenpoli hoeven te komen. 

Na diagnose

Zodra iemand de diagnose dementie krijgt, is het belangrijk om een goed beeld te krijgen van de zorgbehoefte van de persoon met dementie, de zorgbelasting en de draagkracht van de omgeving (mantelzorgers). De meeste mensen willen zolang mogelijk thuisblijven met behoud van kwaliteit van leven en meedoen in de samenleving. Over het algemeen kan dat ook, met een aanpassing of met ondersteuning.

Het in kaart brengen van de zorgbehoefte van de cliënt en het cliëntsysteem maakt daarom deel uit van de diagnostiek. Het is van belang om een volledig beeld te krijgen van de gehele (zorg)situatie. Ondanks dat dementie het dagelijks functioneren beïnvloedt, is het goed - voor onder andere de eigenwaarde en zelfrespect - om uit te gaan van wat iemand nog wél zelf kan doen. Benadruk dat vooral. Ook dat hoort bij het in kaart brengen van de zorgbehoefte.

Diagnose stellen bij migranten

Verhoudingsgewijs groeit het aantal mensen met dementie sneller onder migranten. Toch is er sprake van onderdiagnose. Dementie wordt vaak niet herkend. De eerste generatie migranten komen minder snel op consult bij de huisarts met klachten over het geheugen omdat ‘vergeetachtigheid er nou eenmaal erbij hoort’. Huisartsen waren - zeker in het verleden - geneigd om vragen te stellen die wat minder op de migrantendoelgroep van toepassing zijn. Zo vroegen ze of de patiënt zelf het eten bereidde, of hij de administratie nog bijhield. De oudere migrant wordt vaak van alles uit handen genomen, waardoor dergelijke taken al lang niet meer tot het reguliere tijdverdrijf horen.

Tien punten waarom diagnostiek bij dementie van belang is.

  1. ​Uitsluiten van andere ziektes: het is belangrijk om tijdig een diagnose te stellen en zeker te weten dat er niet iets anders aan de hand is. Geheugenproblemen kunnen ook voortkomen uit een depressie, stress, vitaminetekort of een schildklierafwijking. 
  2. Behandeling: er zijn medicijnen die ziekte van Alzheimer kunnen vertragen. Ook onderliggende oorzaken kunnen worden behandeld waardoor verdere achteruitgang wordt vertraagd. 
  3. Hulp en ondersteuning: er is gerichte hulp bij dementie beschikbaar zodat het in de thuissituatie zo lang mogelijk vol te houden is. 
  4. Opluchting: hoe schokkend de diagnose ook is, er is ineens een logische verklaring voor veel vragen en problemen. Dat neemt veel spanning weg. 
  5. Persoonlijke begeleiding: een case manager of wijkverpleegkundige of POH ouderenzorg geeft voorlichting, biedt ondersteuning, weet de juiste voorzieningen en signaleert tijdig wanneer de mantelzorg te zwaar wordt. 
  6. Zelf keuzes maken: iemand die weet dat ze dementie heeft, kan zelf nog de nodige beslissingen nemen over zorg, wonen en welzijn, testament, wilsverklaring en vertegenwoordiging. 
  7. Lotgenoten: vooral in het begin kan het prettig zijn om met lotgenoten te praten. Dit kan in Gespreksgroepen, Alzheimer cafe, Theehuizen of Trefpunten.  
  8. Voorbereiden op de toekomst: de diverse vormen van dementie verschillen in verschijnselen, verloop van de ziekte, behandeling en benadering. Een tijdige diagnose geeft duidelijkheid over de toekomstverwachtingen. 
  9. Omgaan met dementie: hoe eerder je weet waar je aan toe bent, hoe beter je met de situatie kunt leren omgaan. 
  10. Erkenning: op dementie rust nog vaak een taboe. Een diagnose helpt mee aan de erkenning van deze ernstige ziekte. 
Bron: Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN)

Meer informatie

Bronnen

Reageer op deze pagina

Wil je reageren op Zorg voor Beter? Lees dan eerst de spelregels door.