Advies en voorlichting
De cliënt kan alleen voor zichzelf de juiste beslissingen nemen als hij voldoende kennis en informatie heeft over de risico’s, de gevolgen en de mogelijkheden om risico’s te voorkomen. Volg hierbij de volgden stappen:
- Ga bij je cliënt na welke kennis hij heeft over de risico’s en de gevolgen.
- Vul deze zo nodig aan. Bijvoorbeeld over de bijwerkingen van medicatie, de verminderde werking van medicijnen bij onzorgvuldig gebruik, huidletsel bij incontinentie, de gevolgen van ondergewicht op de gezondheid.
- Informatie blijft het best hangen als het herhaald wordt. Besteed er dus regelmatig aandacht aan en geef naast mondelinge informatie ook schriftelijk materiaal. Je cliënt kan het dan allemaal nog eens nalezen. Je vindt goede patiëntinformatie op de websites van ziekenhuizen en bij de verschillende patiëntenverenigingen.
Motiveren - in kleine stapjes
Stimuleren van de zelfredzaamheid en motiveren van je cliënt is vaak een zaak van lange adem, veel geduld en kleine stappen. Motiveren kan op allerlei manieren en op verschillende (zorg)momenten. Kies datgene wat bij jou en je cliënt past.
Soms wil de cliënt niet en heeft hij een duwtje nodig in de juiste richting. Ook dat is cliëntgericht werken. En jij bent als verpleegkundige of verzorgende degene die dat duwtje kan geven. Dat vergt creativiteit en inlevingsvermogen. De beperkingen van iedere cliënt zijn anders, maar ook het punt waarop hij mentaal geraakt wordt. Wat triggert deze cliënt om aan de slag te gaan?
Kijk naar de mens achter de mens. Hoe is zijn leefstijl? Welke gewoonten heeft hij? Wat is zijn achtergrond? Wat deed hij vroeger? Wat brengt hem in beweging? Door gesprekken met de cliënt en zijn familie en door goed observeren kom je hierachter. Die antwoorden kun je gebruiken om de juiste stimulans te geven.
Goede samenwerking in het team is belangrijk; alleen bereik je weinig. Maak duidelijke afspraken met je collega’s en met de naasten en trek één lijn. Als jij probeert een cliënt te motiveren en je collega vertelt hem dat het niet zo belangrijk is, zal de cliënt niet aan de slag gaan.
Zie ook het thema Zelfredzaamheid op dit kennisplein.
Realistische doelen en acties
Als je weet welk risico je cliënt loopt en waarom, als je hem goed hebt geïnformeerd zodat hij zijn situatie juist kan inschatten, kun je samen bepalen wat er aan te doen. Dat begint met het samen vaststellen van het doel. Wat wil je cliënt uiteindelijk bereiken?
Het doel moet realistisch zijn. 'Cliënt is niet meer incontinent' is lang niet altijd een haalbare doelstelling. Maar doelen als 'Het is duidelijk welke vorm van incontinentie de cliënt heeft', 'Cliënt voelt zich fris en goed verzorgd' en 'Cliënt durft weer onder de mensen te komen' zijn wellicht wel haalbaar.
Op basis van deze realistische doelen kun je samen met je cliënt de interventies bepalen. Bijvoorbeeld:
- Huisarts vragen de cliënt te onderzoeken en een diagnose te stellen.
- Hulp bij dagelijks douchen.
- Huidverzorging: goed drogen van de huid, gebruik van huidspray.
- Gebruik van goedpassend incontinentiemateriaal.
De keuze van de interventies is belangrijk. Ze moeten niet alleen passen bij de cliënt, maar ook effectief zijn. Gebruik daarom interventies uit landelijke richtlijnen en standaarden of interventies die zich bewezen hebben. Bij de verschillende thema’s op dit kennisplein vind je hierover veel informatie. Heeft jouw organisatie een protocol voor het betreffende gezondheidsrisico, gebruik dat dan. En overleg zo nodig met de arts of andere disciplines.
Rapporteren: duidelijk en concreet
Rapportage is een belangrijk onderdeel van het zorgleefplan, ook bij risicosignalering. Heel vaak is observatie over een langere periode nodig om de (oorzaken van de) risico’s voor de cliënt vast te stellen. In die tijd komen er verschillende zorgverleners over de vloer. Allemaal zien ze wat en soms zien ze allemaal wat anders. Als je dit alles samenvoegt, is er veel informatie beschikbaar. Maar dan moet iedereen wel goed haar bevindingen rapporteren, anders blijft het alleen in de hoofden van mensen zitten. Dus spreek in je team af dat je je observaties duidelijk en concreet rapporteert. Niet alleen om de risico’s te inventariseren, maar ook om straks na te gaan of de opvolging resultaat heeft.
Hoe moet je rapporteren?
Rapporteer duidelijk wanneer je wat hebt gezien. V&VN heeft een richtlijn Verpleegkundige en verzorgende verslaglegging (2011, momenteel in revisie) waarin staat vermeld aan welke criteria rapportage aan moet voldoen:
- Zorgvuldig, juist, controleerbaar, systematisch, volledig.
- Bondig: de verslaglegging moet ter zake doende informatie bevatten. Hoofd- en bijzaken moeten onderscheiden worden.
- Eenduidig: de verslaglegging moet waar mogelijk voor de gebruiker bekende begrippen bevatten. Onbekende terminologie, afkortingen, jargon en woorden of zinnen die verschillend geïnterpreteerd kunnen worden, moeten vermeden worden.
- Objectief: als sprake is van een interpretatie van objectieve observaties en gegevens dan moet dat aangegeven worden. Oordelen moeten deugdelijk onderbouwd zijn. In de verslaglegging mag geen persoonlijke vooringenomenheid doorklinken.
- Concreet, bijvoorbeeld door het gedrag van de cliënt te beschrijven.
- Duidelijk: het handschrift moet leesbaar zijn.
- Herleidbaar: genoteerde gegevens moeten voorzien zijn van een naam of een op de persoon herleidbare paraaf of code, van een datum en zo nodig van een tijdsaanduiding.
Spreek ook af wie actie onderneemt n.a.v. de gerapporteerde bevindingen. Meestal zal dit de EVV’er of zorgcoördinator zijn.