Naar hoofdinhoud Naar footer

Een uitbraak met verstrekkende gevolgen

Gepubliceerd op: 24-04-2017

Een MRSA-uitbraak dwong woonzorgcentrum Eben-Haëzer tot een vergaande beslissing. Zes bewoners die niet te behandelen bleken, zijn op een aparte afdeling ondergebracht. Daar worden ze verzorgd door personeel dat niet op andere locaties mag werken.

Een bewoner van woonzorgcentrum Eben-Haëzer van zorgaanbieder Cedrah in Middelburg bleek na een urinekweek besmet met MRSA. Hij had in de periode daarvoor niet in het ziekenhuis gelegen, dus daarin kon de oorzaak van de besmetting niet worden gevonden. Een ringonderzoek onder bewoners, teamleden en familie wees uit dat vijf teamleden positief waren. Verder onderzoek onder alle medewerkers en bewoners was dus nodig. Vijftien bewoners bleken besmet met MRSA: veertien op kleinschalig wonen en één in het verzorgingshuis van Cedrah.

'Die laatste was er vrij snel vanaf', vertelt teamleider Jolanda Simonse van Eben-Haëzer. 'Bij die veertien verpleeghuisbewoners lukte dat echter niet. Sterker nog: de MRSA werd steeds weer bij andere bewoners geconstateerd. Het probleem werd zo grootschalig dat de GGD en het laboratorium het niet meer aankonden: we hebben toen de hulp ingeroepen van het Amphia Ziekenhuis in Breda.'

De bewoners werden gecohorteerd: groen voor nooit positief geweest of weer schoon, oranje voor drager geweest en nog geen drie negatieve kweken en rood voor directe behandeling nodig. 'Dit bood overzicht over de situatie', vertelt Simonse. 'Maar wat we ook deden, een aantal bleef op rood en bij een aantal moesten we de behandeling stoppen omdat ze er te ziek van werden.'

Interne verhuizing

Uiteindelijk bleven zes bewoners over die definitief in de categorie rood vielen. 'Het Amphia stelde voor hen uit huis te plaatsen', aldus Simonse, 'maar dat vonden we te rigoureus en het gaf bovendien logistieke problemen.'

Uiteindelijk viel de keuze op een interne verhuizing. 'We hebben hiervoor kamers opgeknapt, bacteriewerend behang aangebracht en de woonkamer en de kamers van de bewoners voorzien van meubels zonder stoffering en van lamellen in plaats van gordijnen. Op deze groep is een speciaal team gezet, waarvan de medewerkers niet op andere afdelingen mogen werken. Zo is het gelukt om de verspreiding van de MRSA te stoppen. Het is echter wel een blijvende situatie die we hiermee gecreëerd hebben, want we kunnen deze mensen dus niet meer behandelen.'

Belasting voor bewoners

Een moeilijke beslissing, maar toch was de periode van het cohorteren die eraan voorafging meer belastend voor de bewoners, stelt verzorgende Alie Sturm. 'Het gaf heel veel onrust omdat de kweken uitwezen dat steeds weer anderen positief waren', vertelt ze.

'Op een gegeven moment was de oranje ruimte echt te vol en moesten we deuren gaan stickeren om de teamleden nog overzicht te kunnen bieden over de situatie. Nu de zes ‘rode’ bewoners op een aparte locatie zijn ondergebracht, is de rust teruggekeerd.'

Simonse vult aan: 'We waren toen wel een jaar verder: een heftige tijd. Zeker voor de bewoners, die raakten er erg van in de war. Dit leidde tot onbegrepen gedrag, agressie en dwalen. Vooral dat laatste moesten we echt goed in de gaten houden, want als de bewoners bleven dwalen, zouden we het probleem nooit onder controle krijgen. Het bleek noodzakelijk om keer op keer uit te leggen wat er aan de hand was. Sommige bewoners begrepen het niet, bij anderen bleef het maar even hangen. We moesten het steeds herhalen.'

Kernteam gevormd

Direct na de MRSA-uitbraak is een kernteam MRSA aangesteld om zo snel mogelijk tot een oplossing voor dit probleem te komen en er lessen uit te leren. 'Aanvankelijk waren hierbij alleen de locatiemanager, teamleider en specialist ouderengeneeskunde van de locatie waar de uitbraak zich had voorgedaan en de GGD betrokken', zegt Simonse. 'Later kwamen daar ook de deskundige infectiepreventie en de arts-microbioloog bij.'

Ten tijde van de uitbraak is het kernteam wekelijks bij elkaar gekomen om te bepalen welke interventies nodig waren. Dit contact heeft tot twee jaar na de uitbraak voortbestaan, maar nu de situatie al weer een jaar stabiel is, vergaderen ze niet meer.

Blijvende aandacht

Dit betekent niet dat het onderwerp nu niet meer op de agenda staat, want Simonse heeft ook nu nog steeds op gezette tijden contact met de deskundige infectiepreventie om vragen over hygiëne en infectiepreventie vanuit het team te kunnen beantwoorden. 'Ook verzorgen we eens per jaar een gezamenlijke presentatie voor het team. De verdere instructie voor het team verzorg ik zelf, ik begin hier direct bij het inwerken van een nieuwe collega mee. Daarnaast hebben we ook interne audits opgezet op het gebied van hygiëne en infectiepreventie. De bevindingen daaruit bespreken we ook gedurende het teamoverleg.'

Die blijvende aandacht voor het onderwerp is goed, stelt Sturm. 'Niet omdat die nu tot zoveel discussie leidt tijdens het teamoverleg, maar wel omdat het menselijk is er wat gemakkelijker in te worden als het een poosje goed gaat. Dan moeten we elkaar er echt aan herinneren hoe belangrijk het is om de maatregelen op het gebied van hygiëne en infectiepreventie in acht te nemen. En gelukkig gebeurt dat ook. Er is wel een aanspreekcultuur: we hebben een klein team, dus de teamleden zijn goed op elkaar ingesteld.'

Contact met familie

De teamleden weten ook hoe ze antwoord moeten geven op vragen van familieleden. Sturm geeft een voorbeeld: ‘Als mensen zien dat we op die speciale afdeling een schort dragen als we hun vader of moeder helpen, vinden ze het soms vreemd dat zij tijdens een bezoek geen schort hoeven te dragen. We vertellen hen dan dat dit is omdat het risico op overdracht veel geringer is als zij rustig zitten naast hun vader of moeder, dan wanneer wij in de aanwezigheid van een bewoner actief zijn om die te wassen of uit bed te halen. Daarbij wappert een handdoek of het beddengoed. Dat verklaart waarom voor ons andere regels gelden: niet alleen dat plastic schort tot over de knieën en met lange mouwen, maar ook een mondkap, een mutsje en handschoenen. En na iedere handeling met een bewoner natuurlijk de handen wassen en desinfecteren.'

De manier waarop nu wordt gewerkt op de woning van de positief bevonden bewoners heeft wel geleid tot discussie met het team over hoe huiselijk de zorg nog is met al die voorzorgsmaatregelen. 'De uitbraak maakte voor iedereen duidelijk dat er iets moest gebeuren', zegt Sturm. 'De gekozen aanpak heeft ook nooit tot discussie of onbegrip geleid bij de familieleden. De bewoners vonden het in het begin wel vreemd, maar de meesten zijn er inmiddels aan gewend. Een enkele bewoner zegt nog wel eens: ‘Doe die lap nou eens van je mond’. Die bewoner is slechthorend en hij is ervan overtuigd dat het door die mondkap komt dat hij me niet kan verstaan.'

Veel geleerd

Inmiddels is de rust teruggekeerd bij de teamleden. 'Het was wel spannend, steeds die kweekuitslagen', zegt Simonse. 'Ik ben ervan overtuigd dat het het team ook hechter gemaakt heeft. In een klein team zijn de gevolgen groot als er één ziek is. Je bent er voor elkaar en je gaat ervoor.'

En de familieleden? 'Die hebben goed gereageerd op de situatie en op de beslissingen die we hebben genomen', zegt Simonse. 'De manier waarop we hen hebben geïnformeerd en het feit dat we de deskundigheid van het Amphia Ziekenhuis erbij hebben gehaald, werden gewaardeerd. We hebben alle begrip en medewerking gekregen tijdens de periode van het cohorteren en ook bij de interne verhuizing. Transparant en open zijn helpt, daarmee hou je de familie aan je zijde. Ondertussen zijn we ons terdege bewust van het feit dat zich altijd een nieuwe uitbraak kan voordoen. Maar ik denk dat we die nu sneller zouden onderkennen omdat we regelmatiger alle bewoners kweken en dus sneller de noodzakelijke maatregelen kunnen nemen. We hebben heel veel kennis opgebouwd.'