Naar hoofdinhoud Naar footer

Beter omgaan met diversiteit

Mensen ervaren hun ziekte of gebreken binnen het kader van hun eigen taal en cultuur. Dat doe je als zorgverlener zelf ook. Het is daarom goed om je te realiseren dat jij zelf ook uit een bepaalde cultuur komt, en dat die cultuur jouw denken en handelen beïnvloedt. Daarnaast moet je rekening houden met taal, cultuur, religie, ziektebeleving en gebruiken van de cliënt. Hoe beter de zorg aansluit, hoe eerder iemand zich geholpen voelt.

Het is dus belangrijk dat zorgverleners:

  1. Culturele gevoeligheid ontwikkelen, om te ontdekken wat iemand nodig heeft, wat de wensen, gewoontes en behoeften zijn. 
  2. Zich bewust zijn van hun eigen cultuur, normen en waarden.
  3. Kennis hebben van andere culturen en leefstijlen.

Drie stappen: beter omgaan met diversiteit

Gebruik hierbij de volgende drie stappen:

1. Wees open en stel neutrale vragen

Stel bij de kennismaking of intake zoveel mogelijk open en ‘neutrale’ vragen, zeker over zaken als religie, cultuur, relaties en identiteit. Ga er niet vanuit dat je het meteen kan zien of merken dat iemand moeite heeft met lezen en schrijven, of homo of lesbisch is.

Culturele verschillen:

Introduceer vragen naar verleden, cultuur en levensbeschouwing zorgvuldig. Bijvoorbeeld: ‘om u goed te kunnen helpen, wil ik u graag wat beter leren kennen. Daarom ga ik u enkele vragen stellen. Zodat ik goed begrijp wat uw zorgen zijn en waarmee ik u kan helpen.’

Je kunt vragen stellen als:

  • ‘Kunt u iets vertellen over de gewoontes binnen uw religie/cultuur die belangrijk voor u zijn?’
  • Hoe viert u belangrijke feestdagen?’
  • Haalt u steun uit uw geloof?
  • Wat helpt u om uw eigen cultuur in huis te brengen’
  • Heeft u gewoontes of voorkeuren waar wij rekening mee kunnen houden?
  • Vraag naar het dagritme dat men gewend is: tijden van bidden, ramadan.

Lees ook de tips voor het omgaan met taalproblemen bij cliënten met een migratieachtergrond.

Homoseksualiteit

Ook hier is de open blik van groot belang. Ga er niet van uit dat iedereen heteroseksueel is. Dus stel vragen als:
'Wie is of was uw partner', in plaats van: 'Wie is of was uw man of vrouw'. Andere open vragen zijn: Wie is er in uw leven heel belangrijk? Of heel belangrijk geweest? Als de cliënt zegt een partner te hebben, spreek dan van ‘hij of zij’ totdat duidelijk is wat juist is. Bedenk ook dat cliënten kinderen kunnen hebben die lesbisch of homoseksueel zijn.

Sommige homoseksuele of lesbische ouderen zijn of waren getrouwd met een partner van het andere geslacht en hebben (klein)kinderen. Voor sommige homoseksuele of lesbische ouderen ontstaat op latere leeftijd, niet zelden na het overlijden van de heteropartner, ruimte om de weggestopte gevoelens te onderzoeken. Probeer daarom bij iedereen een open houding te hebben.

Laaggeletterdheid

Stel bijvoorbeeld de vraag: ‘we weten dat veel mensen moeite hebben met het invullen van formulieren, hoe is dat voor u?’ Of: ‘vindt u het moeilijk om bijsluiters te begrijpen?’ Stem de communicatie af op de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Doseer informatie en zorg voor plaatjes of filmpjes als die voor handen zijn. Zie de website www.begrijpjelichaam.nl met eenvoudige afbeeldingen en teksten over gezondheid van Pharos.

2. Verdiep je in iemands achtergrond

Vaak ken je wel iemand uit de doelgroep waar jouw cliënt toe behoort. Steek je licht op bij een collega die dezelfde culturele achtergrond heeft of zoek die lesbische collega even op, als je met een vraag zit. Daarnaast staat er op internet heel veel informatie. Let wel op dat je niet in stereotypen vervalt: de ene homo is de andere niet, er zijn grote verschillen hoe moslims hun geloof beleven et cetera.

3. Kom in actie bij discriminatie en pesten

Grijp in bij onveilige situaties. Wanneer een cliënt mogelijk te maken heeft met pesten, uitsluiting, agressie of geweld is het belangrijk om zo snel mogelijk in te grijpen. Bij pestgedrag of uitsluiting door anderen is het belangrijk om de pester duidelijk te maken dat dit niet geaccepteerd wordt. Bespreek het ook in het team en zorg dat jij en je collega’s de situatie in de gaten houden én ingrijpen indien nodig.

Heb oog voor impliciet of expliciet racisme of discriminatie. Dat komt voor tussen cliënten onderling maar ook tussen collega’s, en tussen zorgprofessionals en cliënten. Bijvoorbeeld als iemand weigert om gewassen te worden door iemand met een andere huidskleur. Of als er (op het oog onschuldige) grapjes gemaakt worden over iemands huidskleur of geaardheid.

Bij discriminatie is vroeg ingrijpen van belang om erger te voorkomen. Vaak gaat het namelijk van kwaad tot erger. Bespreek dit met je leidinggevende of een vertrouwenspersoon. In de wijk kun je dit oppakken samen met de buurtregisseur of met de politie. Je kunt ook het (sociale) wijkteam inschakelen.

Downloads

Agenda

Er zijn geen agenda-items gevonden