Naar hoofdinhoud Naar footer

10 tips om te zoeken naar betere alternatieven voor kalmerende medicijnen

10 tips voor zorgprofessionals en mantelzorgers om te zoeken naar betere alternatieven voor kalmerende medicijnen (psychofarmaca):

  1. Ga na waar de cliënt van houdt. Betrek de familie hierbij. En wees flexibel in de zorghandelingen. Zo was er bijvoorbeeld een mevrouw die zich hevig verzette als ze onder de douche moest. Ze wilde namelijk haar sokken niet uitdoen. Toen dacht de verzorgende: ‘Nou, dan douchen we haar toch gewoon mét sokken?’ Bij het afdrogen merkte de mevrouw opeens dat ze natte sokken droeg. Die konden zonder probleem uitgetrokken worden, en het doucheprobleem was opgelost.
  2. Bouw regelmatig snoezelmomenten in. Bij snoezelen worden de zintuigen van een cliënt met dementie geprikkeld, waardoor de onrust kan afnemen. Verveling kan een onderliggende oorzaak van onrustgedrag zijn. Snoezelen kan dan een uitkomst zijn. Lees meer over snoezelen of zintuigactivering op de website van Moderne dementiezorg.
  3. Laat de cliënt meehelpen binnen de woongroep of afdeling. Ook een manier om verveling tegen te gaan. Cliënten kunnen het heel fijn vinden als ze kleine klusjes kunnen doen, bijvoorbeeld de planten water geven of afwassen. Zo blijven ze ook in beweging.
  4. Laat de cliënt zoveel mogelijk bewegen. In bepaalde stadia van dementie kunnen pijnprikkels anders doorkomen én kan de cliënt vaak geen uiting van deze pijn geven. Een van de oorzaken van deze pijn kan stijfheid in de spieren of drukplekken van het vele zitten zijn. Vaak zitten cliënten met dementie een hele dag aan tafel, en dat ga je in je lijf voelen. Er zijn diverse pilots aan de gang waarin deuren van het slot gaan en bewoners zoveel mogelijk bewegingsvrijheid hebben. Is die mogelijkheid er niet, maak dan zo vaak mogelijk een wandeling met je cliënt over bijvoorbeeld de gang.
  5. Zet pijnstilling in. Vaak wordt onrustgedrag veroorzaakt door pijn. In een pilotproject van Vilans hebben we bij het afbouwen van de psychofarmaca standaard paracetamol voorgeschreven. Als dit werkte, wist je meteen dat de onrust door pijn veroorzaakt werd. Natuurlijk moet je vervolgens op zoek gaan naar de oorzaak van de pijn. Maar met paracetamol zet je een veel minder sterk middel in om de onrust te bestrijden. Lees meer over het signaleren van pijn bij dementie bij Thema dementie.
  6. Betrek familie erbij op momenten waar veel onrust ontstaat. Als je merkt dat het bijvoorbeeld tussen zeven en negen uur ’s avonds onrustig is op de groep, dan kun je vragen of familieleden dan een paar uurtjes bij je cliënt willen gaan zitten.
  7. Grijp niet te snel weer naar een psychofarmacon op het moment dat bij afbouw een cliënt weer probleemgedrag vertoont of onrustig wordt. Het probleemgedrag kan een tijdelijk reactie zijn. Overleg met de arts en ga in een langzaam afbouwschema verder.
  8. Hoe flexibel is de organisatie? Moet de cliënt mee in het dagschema van de afdeling? Of mag de cliënt ’s morgens uitslapen en ’s avonds onder de douche? Voor wie zijn die dag-structuren ontworpen? Voor de cliënt of de organisatie? Hoe flexibel is de organisatie hier in?
  9. Stel jezelf ook de vraag: is probleemgedrag ook echt probleemgedrag? Is door de gangen dwalen in de avond of nacht een probleem? En voor wie dan? De cliënt deed dit waarschijnlijk ook door zijn eigen huis, voordat hij in een verpleeghuis belandde.
  10. Ga op zoek naar alternatieven. Achterhaal wáár het probleemgedrag door veroorzaakt wordt. Is het pijn? Verveling? Te veel of te weinig prikkels? Is er geen tijd om dit op te pakken? Overleg in je team, met je teamleider en met mantelzorgers en vrijwilligers hoe je met elkaar naar alternatieven kunt zoeken.