Naar hoofdinhoud Naar footer

Omgaan met onbegrepen gedrag vraagt om goede aanpak

Gepubliceerd op: 18-07-2022

Goede zorg bieden aan cliënten met onbegrepen gedrag is en blijft een uitdaging. Hoe komt dat? En wat is er nodig om nieuwe methodieken succesvol in te voeren?

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) concludeerde al in 2015 dat er in de ouderenzorg nog veel te verbeteren valt aan het omgaan met ernstig probleemgedrag bij dementie. Daarom voerde Verenso/NIP in 2018 een heldere richtlijn in om zorgorganisaties hierbij te ondersteunen. Toch concludeerde de IGJ in 2020 opnieuw dat er nog veel te verbeteren valt.

Helma Verstraeten, onderzoeker bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en beleidsmedewerker bij WVO Zorg, onderzocht de oorzaken en wat er nodig is.

Werken met een nieuwe methode

Hoe heeft Helma het onderzoek aangepakt? ‘We hebben binnen WVO Zorg gekeken waar je als zorgorganisatie tegenaan loopt als je een methodiek voor preventie en behandeling van onbegrepen gedrag of probleemgedrag wilt invoeren. We hebben dit gedaan aan de hand van de STIP-methode. Twee locaties hebben geprobeerd deze methode in te voeren. Op basis van hun ervaringen is gekeken naar wat er nodig is om hierin succesvol te zijn.

Wat is de STIP-Methode?

Deze methode is een combinatie van 3 goed werkende interventies: GRIP, STA OP! en IRR. Bij de STIP-Methode probeer je stap voor stap meer te weten te komen over de sociale- en medische geschiedenis van een bewoner en van diens ervaringen. Met die kennis kun je beter inspelen op diens behoeftes en zorg op maat verlenen. Dit voorkomt veel misverstanden en problemen.

Het viel in de praktijk niet mee om de STIP-methode succesvol in te voeren binnen de organisatie. Wel maakte dit onderzoek duidelijk wie en wat je nodig hebt om dit wel te laten slagen.

Wie heb je nodig?

Organisaties die met een andere methode voor onbegrepen gedrag willen werken, moeten rekening houden met een aantal (mogelijk nieuwe) rollen. Helma somt deze rollen op:

  • een inhoudelijke projectleider
  • een ambassadeur van de methodiek
  • een gedragscoach

De projectleider is volgens Helma iemand die enthousiast is en diens collega’s goed kan motiveren. Voor de rol van ambassadeur kun je het beste iemand vragen die veel van de methodiek weet, bijvoorbeeld een specialist ouderengeneeskunde. Helma licht dit toe: ‘De ambassadeur kan alles heel goed uitleggen naar collega’s,    leidinggevenden, maar ook naar de familieleden. Dat is heel belangrijk.’ En hoe zit het met de gedragscoach?

Helma: ’In ieder team waar professionals werken met een eigen specialisatie, moet je een gedragscoach met bijvoorbeeld een ggz of sociaal werk achtergrond inzetten. Zo’n coach werkt zowel individueel als in teams met medewerkers en coacht hen echt in het omgaan met de doelgroep.’

Wat heb je nodig?

Om succesvol te werken met de nieuwe methodiek, geeft Helma 3 tips:

  1. investeer in scholing over methodisch werken
  2. zorg voor meer kennis en kunde over psychiatrie
  3. zorg dat de methode onderdeel is van de langetermijnstrategie van het bestuur

Het invoeren van zo’n nieuwe methode moet je volgens Helma echt stapsgewijs aanpakken. Ook signaleert ze dat psychiatrische kennis bij de meeste professionals in de verpleeghuizen nog ontbreekt. Tot slot is het essentieel om de methode te koppelen aan de strategie. Helma:  ‘Als je dit niet doet gaat het niet werken. Ook moet er van bovenaf tijd en geld vrij worden gemaakt voor dit soort trajecten. Je moet dus zorgen voor een goede afstemming tussen de raad van bestuur en de raad van toezicht.’

Niet helemaal gelukt

Het viel niet mee om de STIP-methode bij de twee zorginstellingen succesvol in te voeren. Waarom niet? ‘Er was te weinig aandacht voor scholing van artsen en psychologen op psychiatrische en psychotherapeutische kennis en kunde. Denk bijvoorbeeld aan cognitieve gedragstherapie, EMDR of systeemtherapie. Dit is wel belangrijk om bepaalde stappen te kunnen zetten. Daarnaast vonden de medewerkers dat ze onvoldoende ondersteuning kregen van hun leidinggevenden op het gebied van methodisch werken. Er werd bijvoorbeeld te weinig tijd voor vrij gemaakt en te weinig op gestuurd. En het ontbrak aan een duidelijk implementatieplan met heldere doelen voor de korte en lange termijn.’

Een herkenbare uitkomst

Deze uitkomsten sluiten nauw aan bij de uitkomsten van het onderzoek dat Vilans heeft gedaan naar omgaan met onbegrepen gedrag. Je vindt het onderzoeksrapport hier.

Meer over het onderzoek

Het onderzoek vond plaats binnen het ZonMw onderzoeksprogramma Memorabel, onderdeel van het Deltaplan Dementie. Helma doet haar promotieonderzoek in samenwerking met het LUMC, de Hogeschool Rotterdam en WVO Zorg. Ze werkt hierbij nauw samen met Canan Ziylan (docent-onderzoeker Hogeschool Rotterdam) en Ton Bakker (SO, lector Hogeschool Rotterdam en projectleider STIP-methode).