Meneer Jansen kreeg 3 maanden geleden de diagnose Alzheimer. In het diagnosegesprek gaf de geriater aan dat als meneer Jansen wil blijven autorijden, hij eerst een rijtest moet doen. Meneer Jansen reageert boos, voelt zich beledigd en afgeschreven. Hij was jarenlang taxichauffeur en brengt nu regelmatig vrienden en kennissen naar doktersafspraken. Autorijden is zijn lust en zijn leven. Het geeft hem een gevoel van vrijheid en hij kan zich inzetten voor anderen. Zonder rijbewijs kan hij dat allemaal niet meer en het autorijden gaat hem tenslotte nog goed af. De arts benadrukt dat de rijtest dat moet uitwijzen.
Meneer Jansen slaagt voor de test, maar er wordt wel een oogafwijking gevonden. Om zijn rijbewijs te houden moet hij zich daarvoor laten behandelen. Zijn vrouw is bezorgd en vindt het eigenlijk onverantwoord dat haar man nog autorijdt. Ze zou liever zien dat hij het niet meer deed, maar ziet er tegenop om dit met hem te bespreken. Autorijden is zijn hobby en het hoort zo bij zijn leven. Voor haar gevoel pakt ze dan iets belangrijks van hem af.
Ze weet dat als ze hem niet herinnert aan de medische ingreep aan zijn oog, hij de afspraak waarschijnlijk vergeet. Dan vervalt zijn rijbewijs en lost het probleem zich vanzelf op. Maar is dat wel eerlijk? Houd ze hem dan niet voor de gek?