
Als arts infectieziektebestrijding bij GGD Noord- en Oost-Gelderland merkt Peter Schrooders hoezeer de zorg aan het veranderen is. ‘We merken dat als we een melding krijgen over iemand met een multiresistente bacterie’, vertelt hij. ‘Zo’n melding lijkt dan in eerste instantie een relatie te hebben met iemand die in de thuiszorg werkt, maar die blijkt dan ook parttime in een verpleeghuis te werken.
Meerdere zorgorganisaties
Niet iedereen in de zorg werkt tegenwoordig meer op één plek, of zelfs maar voor één organisatie. In het laatste geval weten organisaties niet altijd van elkaar dat een werknemer voor ze werkt. Dat hoeft ook niet natuurlijk, maar het heeft wel gevolgen voor ons als wij een melding moeten natrekken. Dat wordt nog complexer als beide partners in een relatie bij andere zorgaanbieders werken en de overdracht thuis plaatsvindt. ’
Search and destroy
‘In ieder geval werken we voor het opsporen en uit de wereld helpen van het probleem volgens een search and destroy beleid, waarbij we cirkels om de betrokken personen trekken en uitzoeken of daarin iemand besmet is. Dat onderzoek stopt pas als we bij een cirkel komen waarin dit voor niemand meer geldt. Dat proces kan dan soms veel verder gaan dan alleen maar die ene werksituatie waarop de oorspronkelijke melding betrekking heeft.’
Verheffing of uitbraak
De GGD krijgt bovendien niet alle meldingen van problemen met multiresistente bacteriën binnen. Meldingsplicht bestaat immers alleen als sprake is van een verheffing of een uitbraak. ‘Soms komt zo’n melding dan via een telefoontje van een ongeruste verpleegkundige’, zegt Schrooders, ‘maar soms ook via bijvoorbeeld een arts-microbioloog of via een netwerk van deskundigen infectiepreventie.
Niet alle problemen worden gemeld
Dat niet wordt gemeld als er wel een probleem is, maar geen meldingsplicht, kan diverse oorzaken hebben. ‘Soms heeft het gewoon geen prioriteit en wordt gesteld het nog maar even aan te zien omdat het probleem beheersbaar blijkt’, zegt Schrooders. ‘Dat hangt ook maar net af van de relatie die tussen ziekenhuis en verpleeghuis bestaat en hoe ze ondersteuning krijgen.
Juiste maatregelen voorkomen hoge kosten
Het kan ook voorkomen dat het management de ernst niet ziet of liever niet direct maatregelen wil nemen in het besef dat die altijd geld kosten. Juist dit laatste is een gevaarlijke overweging, want als het eenmaal echt goed mis is zijn de kosten veel hoger. Goede scholing, de beschikbaarheid van materialen en het nemen van de juiste maatregelen kosten veel minder geld en kunnen voorkomen dat het zo ver komt. Om daar meer grip op te krijgen, proberen we nu in ABR-zorgnetwerken partijen bij elkaar te brengen. Dan kunnen we mensen trainen en dus sterker inzetten op preventie.’
Geen bordje isolatie
Ziekenhuizen zijn duidelijk professioneler in het omgaan met de problematiek van multiresistente bacteriën dan verpleeghuizen, stelt Schrooders. ‘Voor ziekenhuizen is het natuurlijk makkelijker om iemand in isolatie te plaatsen’, zegt hij. ‘Een verpleeghuis is er voor langdurig verblijf met het belang van wonen. Het bordje “isolatie” op de deur creëert daar een enorm stigma en dat maakt het veel moeilijker om daar zo’n vergaande maatregel te nemen. Maar afgezien daarvan, in ziekenhuizen is de opleiding van personeel over dit onderwerp en de beschikbaarheid van beschermende materialen ook veel beter geregeld.
Hoge urgentie bij kwetsbare ouderen
‘De urgentie is ook groot, want het gaat in het ziekenhuis om kwetsbare mensen, die je beslist wilt beschermen tegen een resistent micro-organisme. Natuurlijk zijn de mensen die in een verpleeghuis verblijven ook kwetsbaar. Maar verpleeghuizen zijn meer ingesteld op het sociale aspect en dus minder op het medische. Dat maakt het logischerwijs anders.’
De boosdoeners
Een melding uit een verpleeghuis aan de GGD heeft heel soms betrekking op iemand die vanuit het ziekenhuis komt, maar in de meeste gevallen is de GGD dan al via het ziekenhuis op de hoogte gesteld van het probleem. ‘De melding komt soms alleen wat later dan de overdracht van de persoon van het ziekenhuis naar het verpleeghuis omdat de bacterietypering wat langer duurt’, zegt Schrooders. Maar in verreweg de meeste gevallen worden mensen positief bevonden voor een resistent micro-organisme als ze al in het verpleeghuis wonen. Vaak zit de boosdoener dan in een wond, in neus of mond of in het perineum.
Grootste probleem op meerdere plekken
‘Maar katheters zijn ook een bekend probleem want bacteriën hechten zich daar makkelijk aan en zijn dan moeilijker te bestrijden. Het grootste probleem zijn de mensen bij wie de bacteriën op meerdere plaatsen op het lichaam zitten. Vooral als ze de bacterie bij zich dragen zonder er ziek van te zijn. Voor een verpleeghuisbewoner is het moeilijk zeer rigoureuze hygiëne te betrachten en dan kan zo’n bacterie zich makkelijker verplaatsen.’
De rol van de GGD
‘In gevallen waar de afdeling infectiepreventie van het ziekenhuis een rol speelt bij de afhandeling van een probleem in een verpleeghuis, hoeft de GGD na een melding soms alleen een adviserende rol te spelen. ‘In andere gevallen ondersteunen we door te adviseren welke mensen gekweekt moeten worden en richting te geven aan het proces’, zegt Schrooders. ‘Maar als zich in hetzelfde huis vaker een probleem voordoet gaan we ook in gesprek met het bestuur over de vraag wat er moet gebeuren om herhaling te voorkomen.
Kennis schiet te kort
‘De kern van het probleem is dan meestal dat de kennis onder het personeel over de problematiek tekortschiet, dat de faciliteiten voor handhygiëne ontoereikend en zijn en dat vuil materiaal niet op de correcte manier wordt verwerkt. Vaak zie je dan ook dat er geen casushouder is. Na behandeling van een resistente bacterie, bijvoorbeeld een MRSA, worden controlekweken uitgevoerd. Je ziet dan dat de eerste drie MRSA-kweken wel worden gedaan, maar dat die na twee, zes en twaalf maanden erbij in schieten. En die zijn heel belangrijk, want als die achterwege worden gelaten ontstaat schijnveiligheid en kan iemand na een jaar toch weer positief zijn.’
Investeren
Zou het verpleeghuis zijn eigen deskundige infectiepreventie in dienst moeten hebben? Dat zou ideaal zijn, stelt Schrooders, maar het is zeker voor de kleinere verpleeghuizen financieel onhaalbaar. ‘Wij hebben er wel eens een gedetacheerd naar een verpleeghuis en dat werkte prima’, vertelt hij. ‘Een andere optie is bestaand personeel opleiden tot hygiëne-kwaliteitsmedewerker. Maar dan zie je wel eens gebeuren dat zo iemand wel de benodigde kennis opbouwt, maar niet de extra uren beschikbaar krijgt. Dat bespreken we dan met het bestuur. We proberen dan uit te leggen dat investeren in infectiepreventiebeleid financieel aantrekkelijker is dan een uitbraak moeten bestrijden. Dat kan in het ergste geval, als het langdurig is, wel meer dan een half miljoen euro kosten.‘